De andere architecten


Levende organismen bakenen ruimtes af om hun overlevingskansen te vergroten. Sommige soorten ontwikkelen een schelp of een nest, andere soorten, zoals de mens, maken ingewikkelde gebouwen.
Die constructies kunnen heel verschillend zijn en op verschillende plaatsen voorkomen. Ze kunnen heel groot of microscopisch klein zijn, ingewikkeld of eenvoudig. Individueel of in groep gemaakt, in de lucht, in het water of zelfs onder de grond.

Net zoals er genen zijn die de lichaamsvorm of de kleur van ogen bepalen, zijn er genen die het bouwgedrag bepalen. Door veranderingen in de genen en in de omgeving evolueert de manier van bouwen. Dieren en mensen leren betere constructies bouwen naarmate ze ouder worden door nieuwe dingen uit te proberen en soms te mislukken.
Enkel een paar soorten, waaronder de mens, leren te bouwen van anderen door te observeren en na te bootsen, spinnen hebben ook deze eigenschap.

De meeste diersoorten maken slechts één bouwsel. Toch zijn er ook soorten die verschillende dingen maken voor verschillende doeleinden. Vb. een val om te jagen, een schuilplaats, draad om eieren of een prooi in te wikkelen.